Wat is er veranderd in je lijf als je te dik bent? Deel 1.
Over de rol van inactiviteit op het totale energieverbruik tijdens de dag.
In de reeks artikelen, die op deze site zijn gepubliceerd omtrent afvallen zijn een groot aantal aspecten ter sprake gekomen. We hebben gezien dat overgewicht een enorm probleem is in de hele westerse wereld. We hebben ook gezien, dat zowel teveel eten als te weinig lichaamsbeweging bijdragen aan het probleem. Nu wordt het tijd om te kijken naar de mechanismen van vetstapeling. Ofwel, waarom is het zo moeilijk om af te vallen? We moeten dan kijken hoe onze cellen reageren op inactiviteit en overeten. In dit deel eerst de rol van inactiviteit op het totale energieverbruik tijdens de dag en de werking van het hormoon insuline op de spieren.
Ruststofwisseling en basaal metabolisme verandert
Om in leven te blijven moeten we constant onze energiebronnen aanspreken. De universele energieleverancier voor onze cellen is het adenosine trifosfaat (ATP), dat steeds aangevuld moet worden via de afbraak van andere energierijke stoffen.
In totale rust, b.v. tijdens onze slaap zullen vooral vetten voor de nodige energie zorgen. Naarmate we meer spierarbeid verrichten zullen koolhydraten (glycogeen) meer en meer via de aerobe weg worden afgebroken. Voor zéér intensieve (anaerobe) arbeid zoals een sprint, hebben we de beschikking over twee snel energie leverende stoffen: Creatine fosfaat (CP) en glycogeen, dat opgeslagen ligt tussen de contractiele eiwitten van de spier. Hierbij ontstaat dus melkzuur (N.B. bij elke arbeid doet het aerobe systeem maximaal mee om het ATP weer aan te vullen, alleen is de relatieve bijdrage bij sprintarbeid gering, maar bij duurarbeid is die vrijwel 100%).
De hoogte van het basaalmetabolisme is leeftijd- en activiteit afhankelijk: Kinderen < 2 jaar verbruiken ± 52 kCal/m2 lichaamsoppervlak/uur, als zij 10 jaar zijn, is dat gedaald tot 42-44 kCal/m2 lichaamsoppervlak/uur. Bij dertigers zien we waarden rond de 36-37, terwijl dat verder daalt tot 32-32 kCal/m2 lichaamsoppervlak/uur bij 70 jarigen. Steeds zijn de waarden bij mannen iets hoger dan bij vrouwen. Die verschillen worde bepaald door het hogere vetpercentage en het hormoonsysteem van vrouwen.
De hoge waarden bij opgroeiende kinderen worden bepaald door de groei zelf, maar ook door hun hogere fysieke activiteitsniveau. Voorts blijkt, dat kinderen meer energie verbruiken dan volwassenen bij het lopen.
Het totale dagelijkse energieverbruik
Er zijn een drietal groepen van factoren, die ons totale energieverbruik over de dag bepalen. Dat zijn:
1. Het zogenaamde thermische affect van voeding, dat ongeveer 10% aan het totaal bijdraagt.
2. Het thermische effect van fysieke activiteit, dat in gunstige gevallen tussen de 15 en 30% bijdraagt.
3. De rust stofwisseling, die weer bepaald wordt de hoeveelheid spiermassa, hormonale status (b.v. gevoeligheid voor schildklierhormoon), energieverbruik tijdens de slaap, het basaalmetabolisme. De ruststofwisseling draagt voor 60-70% bij aan het totale energieverbruik.
De leeftijdsafhankelijke daling van het basaal- en rust stofwisseling wordt sterk beïnvloed door fysieke inactiviteit. Bij grote fysieke inactiviteit zal ze verder dalen, omgekeerd zal de ruststofwisseling bij fysiek zéér actieve ouderen gemakkelijk 10-20% toenemen. Gezien de relatief grote bijdrage van de ruststofwisseling aan het totale energieverbruik kan dat leiden tot overgewicht bij een gelijkblijvend eetpatroon.
Cellen worden ongevoeliger voor insuline
Onze spieren spelen in dit alles een overheersende rol. Zij zijn de belangrijkste ‘afnemers’ van vetzuren en glucose. Immers, bij een normale lichaamssamenstelling wordt ongeveer 50% van het lichaamsgewicht bepaald door de spiermassa. We hebben dus te maken met een heel groot ‘orgaan’.
Spieren, die onttraind zijn, zijn minder gevoelig voor het hormoon insuline. In ernstige gevallen worden zij (en andere cellen) zelfs totaal ongevoelig (= resistent) voor insuline, we hebben dan te maken met ouderdoms- of type 2 diabetes. In dit geval moet de arts medicatie (insuline) voorschrijven.
Verminderde insuline gevoeligheid veroorzaakt een verandering in de opname en verwerking van vetten en koolhydraten. Insuline is in rust n.l. onontbeerlijk voor de opname van glucose (het eindproduct van de spijsvertering van alle koolhydraten) in de cellen en vooral de spiercel. Als die verminderd gevoelig zijn geworden voor insuline, dan wordt er meer glucose omgezet tot vet in de vetcellen. Bij overgewicht hebben we altijd te maken met een verminderde insuline gevoeligheid, ook als er (nog) geen sprake is van type 2 diabetes. Daar insuline ook een heel belangrijk anabool (= eiwit vormend) hormoon is, zal de spier in eerste instantie niet zo snel op fysieke training reageren. Dat betekent, dat iemand met overgewicht, die wil afvallen door te gaan lopen, eerst veel geduld moet hebben en moet beginnen met rustige training, krachttraining en een beetje minder eten.
De volgende week, de invloed van andere hormonen als die van de schildklier en groeihormoon bij overgewicht en training.




