Zondag 8 april is het dan eindelijk zo ver: de marathon van Rotterdam. Rob leeft er al een half jaar naar toe en wil die dag niets aan het toeval overlaten. Wat neemt hij mee?
– Ik ga de marathon Rotterdam lopen (als alles goed gaat – afkloppen maar) en ik neem mee… Allereerst mijn iPhone natuurlijk. Ik heb er weliswaar voor betaald dat mijn vrouw sms’jes krijgt zodra ik een tijdwaarnemingpunt passeer. Maar ze kan me ook livetracken via mijn iPhone, en dan kan ze veel nauwkeuriger zien waar ik loop. Dat is handig voor het zwaaimoment op 35 kilometer: dan staan zij en de kinders geen half uur voor niks te turen of ze tussen alle duizenden lopers ook een MAMIL (Middle Aged Man In Lycra) zie aankomen die op papa lijkt.
– Een nieuwe batterij voor mijn hartslagband. De oude batterij zit er al een hele tijd in, en je zal zien dat die nèt leeg is als ik over de startstreep de Erasmusbrug op ren. Nou, dan ga ik even langs de kant staan, trek mijn shirt omhoog, doe de band af, pruts het klepje van het kastje open, vis de oude batterij er uit, zoek mijn reservebatterij ergens in mijn heuptasje, prop die nieuwe batterij in de band, doe de band weer om, doe mijn shirt omlaag en hol door, en lach ik hartelijk om die minuut vertraging.
Of ik stop een week van tevoren een nieuwe batterij in de band – dat kan natuurlijk ook.
– Gelletjes: normaal neem ik die nooit tijdens het hardlopen, maar bij de marathon kan ik wel wat extra energie gebruiken. En ze helpen echt. Denk ik. Professionele lopers nemen ze toch ook? Je ziet alle kampioenen toch aan gelletjes zuigen? Niet? Nou ja, ik ben geen kampioen, en ik verbeeld me dat die dingen helpen. En alleen daarom helpen ze me al.
Ik neem in totaal drie gels mee: een voor op 8, een voor op 16 en een voor op 24 kilometer. Dat mag ook 7, 14 en 21 kilometer zijn. Of wat jij wilt. In elk geval: vlak na de start heeft geen zin, want dan heb je nog energie genoeg. En minder dan 10 kilometer voor het einde heeft ook geen zin, want het duurt een tijd voordat de energie van een gel in je lijf wordt opgenomen. De gel die je na de 32 kilometer slikt, is leuk voor het herstel na afloop, maar tijdens de wedstrijd heb je er niets aan. Tenminste, dat lees ik overal. Klinkt wel logisch toch?
– Een riem voor mijn heuptasje en de bidonnetjes. En die riem is uitgebreid getest. Want ik weet het: het is maar al te leuk, die Sport Expo bij het afhalen van je startbewijs. Ze verkopen er allemaal leuke hardloopspulletjes, en daar word ook ík hebberig van. Maar mijn stelregel is: koop wat je wilt, maar ga het niet – ik herhaal: niet – meteen de volgende dag al dragen. Want tijdens de marathon wil je niks aan je lijf hebben dat je niet al honderd keer hebt uitgeprobeerd. Zo kocht ik eens een mooie hardloopriem, die in de praktijk na drie passen bleek te gaan schuiven rond mijn middel. Pas een, twee, drie – riem rechttrekken. Pas vier, vijf, zes – riem rechttrekken. Dat zouden hele lange 42 kilometers worden.
– Vier bidonnetjes voor aan die hardloopriem. Eén met sportdrank, drie met water om de gels mee weg te spoelen. En ja, tijdens de marathon zijn er natuurlijk overal drinkposten. Maar ik houd niet van stoppen, want dan heb ik – vooral boven de 25 kilometer – veel moeite om weer op gang te komen, lichamelijk en geestelijk. Bovendien loop ik na de 30 kilometer zoveel mogelijk om de massa’s bij de drankenposten heen. Want iedereen zwalkt er dan als een dronkenman in het rond van vermoeidheid, en de grond is spekglad van het gemorste water. Botsen of uitglijden gaat ten koste van mijn eindtijd.
En oh ja, die bidonnetjes gooi ik dit jaar weg, in een van de vele vuilnishopen aan de kant van het parcours. Want ik had vorig jaar de grootste moeite om de lege flesjes weer terug in mijn riem te krijgen. Tja, die dingen kosten al snel anderhalve euro per stuk, dus ik wilde ze als goede vrek weer mee naar huis nemen. Twee bidonnetjes kreeg ik inderdaad terug in de riemlussen, de twee andere liet ik uit mijn verkrampte handen vallen. Precies voor de voeten van de lopers achter me, die moesten uitwijken. Sorry, sorry, sorry! Dit jaar gaan de flesjes, zodra ze leeg zijn, met een grote boog de berm in. Toedeledokie.
– Ov-chipkaart en biljet van 20 euro. Daarmee kan ik een bus, metro of taxi nemen naar de kleedkamer, als ik ergens onderweg moet opgeven. Je moet er niet aan denken, en juist daarom moet je er aan denken: wees altijd voorbreid (zei de over-georganiseerde neuroot).
Veel plezier in Rotterdam!