Project 3:59:59 / deel 5: Rob is te vroeg begonnen
Rob wil de marathon van Amsterdam onder de 4 uur lopen, maar hij is zijn voorbereiding te vroeg begonnen.
Rob wil dit najaar de marathon van Amsterdam lopen in minder dan 4 uur tijd. Hij hoopt dat te bereiken met de methode van de Marathon Revolutie (‘Sportrusten’). Hij schrijft hier over zijn ervaringen.
Ik begin te vroeg. Volgens het Sportrusten-schema heb ik honderd dagen nodig om me voor te bereiden op de marathon van Amsterdam in oktober. Dus ik hoef officieel pas begin juli van start te gaan.
Ik maak er half juni van. In de eerste plaats omdat ik gewoon heel benieuwd ben hoe dat bevalt, dat nieuwe schema van korter lopen maar wel op hogere hartslag. En in de tweede plaats bouw ik graag wat ruimte in om eventuele blessures op te vangen. Want in elke voorbereiding op een marathon (nou ja: in de voorbereiding op de twee marathons die ik tot nu toe heb gelopen) ben ik wel enkele weken uitgeschakeld omdat er iets aan mijn lijf kapot ging. Nu zou ik met het Sportrusten-schema juist wat minder blessures moeten krijgen omdat ik volgens dit schema gewoon minder kilometers hoef te draaien, maar: eerst zien dan geloven.
Dus ga ik drie weken te vroeg van start. Het schema voelt – nou ja: gek. Aan dat lopen met die hogere hartslag ben ik vrij snel gewend, maar wat níet went is het aantal kilometers. Ben ik echt aan het trainen voor een marathon, met loopjes van – in het begin – zeven tot tien kilometer? Serieus? Dit voelt echt veel te licht.
Ik betrap mezelf erop dat ik smokkel om het wat zwaarder te maken. Een kilometertje extra aan het begin van de loop, ‘gewoon om goed warm te worden’. Of ik plak er een eindsprintje aan vast van een kilometer ‘omdat het zo lekker gaat’. Of ik neem tien extra zware rondjes (heuvel op- heuvel af) rond de Utrechtse Sterrenwacht op in mijn parcours.
En jawel: binnen anderhalve week speelt mijn lopersknie op: de rechter buitenkant doet behoorlijk pijn. Nu ben ik een ervaren sporter, dus kan ik professioneel en volwassen met zo’n blessure omgaan. Wat doorgaans betekent dat ik wekenlang met een chagrijnige kop door het huis loop te sloffen, en tegen iedereen steen en been klaag dat ik niet kan hardlopen.
Maar ik heb nu een project 3:59:59, dus is er geen tijd om te klagen. Er zijn twee opties: de looptraining zeer behoorlijk terugschroeven, daarna met rekken en krachttraining de knie versterken, en daarna het hardlopen weer oppakken. Maar dat duurt vrij lang. Optie twee is: de looptraining wat minder terugschroeven en alleen wat extra rekken. Dat ga ik eerst maar eens proberen.
De inspanning die ik door het terugschroeven van de looptraining mis, probeer ik ondertussen te compenseren met het fietsen op de hometrainer. Ik hijs mijn Kettler in de tuin en stoempen maar. Mijn marathonhartslag is 139, bij fietsen ligt die hartslag volgens Sportrusten tien slagen lager voor hetzelfde effect. Dus fiets ik met een hartslag van 129.
Dat gaat goed, hoewel ik halverwege een training merk dat ik de hometrainer pal naast de kliko heb gezet. Bummer, want door inspanning word ik nogal gevoelig voor geuren (Oh ja: wil de toeschouwer die dit voorjaar bij de marathon van Rotterdam een sigaar stond te roken, bij het Kralingse Bos, dat voortaan ergens anders doen? Op de bodem van de Kralingse Plas bijvoorbeeld? dank).
Verder is fietsen op zo’n hometrainer vooral een kwestie van doorbijten, want in je achtertuin een beetje voor je uit trappen is – ondanks de ‘Metalcore’- en ‘Complete Chaos’-afspeellijstjes van Spotify – echt ontzettend saai.
Dan komt zondagochtend. Ik ga het weer eens proberen, het hardlopen. Zaterdagavond doet mijn knie nog erg veel pijn en ik vrees het ergste. Misschien moet ik project 3:59:59 maar afblazen. Of helemaal geen marathons meer lopen: die blessures vergallen echt mijn plezier. Of misschien moet ik mijn mountainbike weer uit de schuur halen en wisselen van sport? Lekker fietsen in de natuur is eigenlijk ook veel leuker dan dat geloop, toch?
Ik vertel mijn vrouw dat ik waarschijnlijk snel weer thuis ben, trek de deur achter me dicht en loop daarna de lekkerste en beste tien kilometer (eigenlijk elf – niet verder vertellen) – in heel veel maanden tijd.
Dit worden nog interessante maanden.




